fungus
Uiterlijk
- fun·gus
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zwam, paddestoel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1675 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fungus | fungi |
verkleinwoord |
de fungus m
- Het woord fungus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fungus" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
79 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "fungus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 74 %
- Prevalentie Vlaanderen 79 %