fronsen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fron·sen
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tot rimpels samentrekken (van voorhoofd)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1619 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fronsen |
fronste |
gefronst |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
fronsen
- overgankelijk de wenkbrauwen ~ van verbazing of afkeuring de wenkbrauwen ophalen
- Er werd door velen gefronst toen het nieuws verteld werd.
Vertalingen
1. van verbazing of afkeuring de wenkbrauwen ophalen
Zelfstandig naamwoord
fronsen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord frons
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord fronsen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "fronsen" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 97 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %