frisdrank
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fris·drank
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verfrissende, niet-alcoholische drank’ voor het eerst aangetroffen in 1956 [1]
- samenstelling van fris en drank , in 1956 bedacht door Dick Schiferli
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | frisdrank | frisdranken |
verkleinwoord | frisdrankje | frisdrankjes |
Zelfstandig naamwoord
de frisdrank m
- (drinken) verfrissende drank zonder alcohol, in enge zin een koolzuurhoudende limonade, in ruime zin ook zonder koolzuur
- In de winkel kocht ik een fles frisdrank.
Verwante begrippen
- cassis, cola, ijsthee, sinas, sportdrank
Gangbaarheid
- Het woord frisdrank staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "frisdrank" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.