fotograferen
Uiterlijk
- fo·to·gra·fe·ren
- afgeleid van het Franse photographier met het achtervoegsel -eren [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fotograferen |
fotografeerde |
gefotografeerd |
zwak -d | volledig |
fotograferen
- overgankelijk een afbeelding maken door de projectie van beeld op een lichtgevoelige laag
- Je bent vergeten die mooie dieren te fotograferen!
- ▸ Ik ben Krijn van Noordwijk zeer erkentelijk voor het fotograferen van mijn portret.[2]
1. een afbeelding maken door de projectie van beeld op een lichtgevoelige laag
- Het woord fotograferen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fotograferen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 12
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -eren in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %