fitness
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fit·ness
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘training d.m.v. lichaamsbeweging’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1983 [1]
- van het Engels [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fitness | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
fitness m
- (sport) conditie- of krachttraining, meestal in een sportzaal
- Ik doe iedere vrijdag aan fitness.
Gelijkklinkende woorden
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1. conditie- of krachttraining, meestal in een sportzaal
Gangbaarheid
- Het woord fitness staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "fitness" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "fitness" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ fitness op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Engels
Zelfstandig naamwoord
fitness
Frans
Zelfstandig naamwoord
fitness m
Spaans
enkelvoud | meervoud |
---|---|
fitness | - |
Zelfstandig naamwoord
fitness m
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Sport in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 7
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Woorden in het Frans
- Woorden in het Frans van lengte 7
- Zelfstandig naamwoord in het Frans
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 7
- Zelfstandig naamwoord in het Spaans