fitnesstraining
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fit·ness·trai·ning
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fitness zn en training zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fitnesstraining | fitnesstrainingen |
verkleinwoord | fitnesstraininkje | fitnesstraininkjes |
Zelfstandig naamwoord
- (sport) training die erop gericht is de algemene conditie te verbeteren
- ▸ De boomlange tennisser kreeg in zijn herstelproces ook last van een kuitblessure, werd besmet met het coronavirus en tot overmaat van ramp brak hij bij een fitnesstraining zijn teen. "Dat was mentaal heel zwaar en dat heeft mij ook uitgeput", zegt de winnaar van acht ATP-titels.[1]
- Luc begon zijn fitnesstraining om tien uur. Als warming-up zat hij in zijn trainingspak een sigaret te roken, waarna hij het roeiapparaat uit de kast sleepte, de televisie aanzette en begon te roeien terwijl hij strak naar het beeldscherm staarde. [2]
- ▸ De boomlange tennisser kreeg in zijn herstelproces ook last van een kuitblessure, werd besmet met het coronavirus en tot overmaat van ramp brak hij bij een fitnesstraining zijn teen. "Dat was mentaal heel zwaar en dat heeft mij ook uitgeput", zegt de winnaar van acht ATP-titels.[1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord fitnesstraining staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Franklin Stoker“Servicekanon Raonic was al gestopt, maar spuwt weer aces: 'Nog één keer Wimbledon'” (Dinsdag 13 juni 2023, 08:54), NOS
- ↑ Sandes, DavidDe wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 9