fitnessen

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fit·nes·sen

Werkwoord

fitnessen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fitnessen
fitneste
gefitnest
zwak -t volledig
  1. (sport) sporten in een sportschool
    • Wij fitnessen driemaal per week gedurende één uur en oefenen dan op verschillende fitnessapparaten. 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be