fitis

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  fitis    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• fi·tis

Woordherkomst en -opbouw

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	fitis	fitissen
verkleinwoord	fitisje	fitisjes

Zelfstandig naamwoord

de fitis m

1. (zangvogels) Phylloscopus trochilus  zangvogel uit de familie Phylloscopidae met groenig verenkleed en melodieuze zang

Hyperoniemen

• boszangers, zangvogels, vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren

Verwante begrippen

• diksnavelfitis, dunsnavelfitis, grauwe fitis, groene fitis, Japanse fitis, oessoerifitis

Vertalingen

    1.   

Fins: pajulintu (fi), uunilintu (fi)

Spaans: mosquitero musical (es) m

Gangbaarheid

• Het woord fitis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fitis" herkend door:

32 %	van de Nederlanders;
22 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.