Naar inhoud springen

fatsoenlijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fat·soen·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen fatsoenlijk fatsoenlijker fatsoenlijkst
verbogen fatsoenlijke fatsoenlijkere fatsoenlijkste
partitief fatsoenlijks fatsoenlijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

fatsoenlijk

  1. degelijk
    • De grasmaaier was een fatsoenlijk apparaat. 
     'Voor mij is een fatsoenlijke maaltijd: entree, plat, kaas, dessert', zegt Frédéric Deidier (49), terwijl hij enthousiast op zijn enorme buik kletst.[1]
  2. op een nette manier zonder te morsen en te smakken
    • Hij kan niet eens fatsoenlijk eten. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be