enkelsok

Nederlands

1. enkelsok

Uitspraak

• Geluid:  enkelsok    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈɛŋkəlˌsɔk / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• en·kel·sok

Woordherkomst en -opbouw

• vermoedelijk een leenvertaling van Engels ankle sock, samenstelling van  enkel zn  en  sok zn ; in de betekenis "sok die net tot de enkel komt" aangetroffen vanaf 1927 (zie vindplaats hieronder) en al eerder in advertenties

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	enkelsok	enkelsokken
verkleinwoord	enkelsokje	enkelsokjes

Zelfstandig naamwoord

de enkelsok v / m

1. korte kous die niet boven het enkelgewricht komt en die vaak gedragen word in lage schoenen; in de 21e eeuw vooral gebruikt voor sokken die niet boven de rand van een lage schoen uitkomen

   • In die schoenen draag ik altijd een enkelsok zodat het net lijkt alsof ik geen sokken aan heb. 

   ▸ Het bedrijfje speelt in op de modetrend waarbij broeken worden opgerold bij het dragen van sneakers. "Wij willen toe naar een enkelsok met aan de bovenkant een elastische band die je ook ziet bij boxershorts", gaat Willem verder. "Dan zit je sok een stuk comfortabeler en zakt hij nooit meer af. En de merknaam is op die elastische band veel beter zichtbaar dan op gewoon geweven stof."

   ▸ Een andere tennis-ster schiep de mode van de enkelsokken, die over de kousen werden gedragen en waarvan het bovenstuk werd opgerold tot juist boven de schoenen.

Gangbaarheid

• Het woord 'enkelsok' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.