emplooi
Uiterlijk
- em·plooi
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bezigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1627 [1]
- [2]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | emplooi | emplooien |
| verkleinwoord | emplooitje | emplooitjes |
- (economie) betaald werk
- Zullen de afgestudeerden snel emplooi vinden?
- Het woord emplooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "emplooi" herkend door:
| 81 % | van de Nederlanders; |
| 48 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "emplooi" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ emplooi op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 81 %
- Prevalentie Vlaanderen 48 %