dwarshout

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  dwarshout    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈdwɑrshɑut / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• dwars·hout

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  dwars bn  en  hout zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	dwarshout	dwarshouten
verkleinwoord	dwarshoutje	dwarshoutjes

Zelfstandig naamwoord

het dwarshout o

1. langwerpig houten onderdeel dat haaks op de lengte of bewegingsrichting van een groter geheel is bevestigd

   ▸ Ook het dwarshout van het kruis en de het ‘titulusbord’ zijn nog duidelijk herkenbaar.

   ▸ Degene die in dit voertuigje zit, houdt zijn voeten uitgestrekt voor zich en steunt ze tegen een dwarshout, en met in iedere hand een stok, die voorzien is van een vlijmscherpen stalen punt, prikt hij in het ijs en duwt zich op die manier vooruit.

   1. (scheepvaart) rondhout dat horizontaal aan de mast wordt bevestigd (ook gebruikt als verzamelterm)

      ▸ Van Finlogs nauwkeurige schetsen smeedde Gawen het ijzerbeslag dat nodig was om de wanten, de masten en het dwarshout te bevestigen.

Hyponiemen

• [1.1] ra, zaling

Gangbaarheid

• Het woord dwarshout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.