Naar inhoud springen

diepte

Uit WikiWoordenboek
  • diep·te
  • In de betekenis van ‘de afmeting diep, het diep-zijn’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1]
  • afgeleid van diep met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord diepte diepten
dieptes
verkleinwoord

dedieptev

  1. de mate waarin iets diep is
    • De diepte van dat zwembad is twee meter. 
     De cirkel had zijn eigen perspectief, zodat het leek alsof hij diepte had, alsof de vrouw op de bodem van een waterput lag.[3]
  2. bijzonder laag gelegen plaats, gewoonlijk onder de waterspiegel
    • De reuzenpijlinktvis is een bewoner van de diepten van de oceaan. 
    • Toen we boven op de berg waren zagen we het dorpje in de diepte liggen. 
  3. geestelijke, emotionele diepgang
     Zo hoef je niet na te denken, laat staan af te zakken naar de diepte waar woorden niet nodig zijn.[4]
vervoeging van
diepen

diepte

  1. enkelvoud verleden tijd van diepen
    • Ik diepte. 
    • Jij diepte. 
    • Hij, zij, het diepte. 
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[5]