Naar inhoud springen

de-woord

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 30 jan 2020 om 01:32 (correctie)
  • de-woord
enkelvoud meervoud
naamwoord de-woord de-woorden
verkleinwoord - -

de-woord o

  1. (taalkunde) zelfstandige naamwoord waarvoor "de" als bepaald lidwoord wordt gebruikt en dat dus een mannelijk en/of vrouwelijk woordgeslacht heeft
    • Opvallend is dat er slechts 2 voorbeelden waren waar idee als de-woord voorafgegaan was door een bijvoeglijk naamwoord: 'de liberale idee' en 'de Europese idee'. In alle andere gevallen was het 'het' + bijvoeglijk naamwoord + 'idee' (een politiek idee, een slecht idee...). [1]
    • Ik ken het bacon al vrij lang en in de veeteelt en exportindustrieën is het heel gewoon, al wil ik graag aannemen dat bacon ‘bij slagers en huisvrouwen’ een dewoord is. [2]