dagtank

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dag·tank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dagtank dagtanken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de dagtankm

  1. (techniek) tank die voldoende brandstof bevat die een motor in één dag verbruikt
     "In mijn boot heb ik een dagtank in gebouwd , voor als er problemen zijn met de hoofdtank . Uiteraard zal er altijd een kans zijn op bacteriën in de tank. Het is daarom voor een schipper zijn taak (goed vaderschap ) om te controleren of de tank schoon is", aldus Vaarkrantreporter Aad Zeeman.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

54 % van de Nederlanders;
44 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “"Het is niet altijd nodig om additieven te gebruiken"” (30 nov. 2014), De Telegraaf
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be