connectie
Uiterlijk
- con·nec·tie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verbinding’ voor het eerst aangetroffen in 1720 [1]
- Naamwoord van handeling van connecteren met het achtervoegsel -ie
- afgeleid van het Latijnse 'con(n)exio' (met het voorvoegsel con-)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | connectie | connecties |
verkleinwoord | connectietje | connectietjes |
de connectie v
- iemand die men kent als deel van een persoonlijk netwerk
- Hij heeft daar een aantal connecties.
- geleidende verbinding
- De connectie werd verbroken.
- Het woord connectie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "connectie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "connectie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Achtervoegsel -ie in het Nederlands
- Voorvoegsel con- in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %