concórrer
Catalaans
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
concorro | concorria | concorregut |
2e vervoeging | volledig | onregelmatig |
Werkwoord
concórrer
- samenkomen, samenlopen, vergaderen
- convergeren
- gelijktijdig plaatsvinden
- samenwerken, samen bijdragen tot iets, samenzweren