cloud

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  cloud    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• cloud

Woordherkomst en -opbouw

• van Engels cloud

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	cloud	clouds
verkleinwoord	cloudje	cloudjes

Zelfstandig naamwoord

1. (informatica) computernetwerk waarbij allerlei gegevens op aanvraag beschikbaar worden gesteld (meestal via internet), terwijl de eindgebruiker niet weet op hoeveel of welke server(s) de applicatie draait of waar die servers precies staan

   • Is bestanden opslaan in de cloud veilig? 

Afgeleide begrippen

• cloudbased, cloudclubbing, cloudcomputing, clouddienst, cloudgebaseerd, cloudkluis, cloudmigratie, cloudomgeving, cloudoplossing, cloudopslag, cloudservice

Vertalingen

    een verwijzing naar het internet   

Engels: cloud (en)

Gangbaarheid

• Het woord cloud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Uitspraak

• Geluid:  cloud (VS)    (hulp, bestand)
• IPA: /klaʊd/

enkelvoud	meervoud
cloud	clouds

Zelfstandig naamwoord

cloud

1. wolk
2. (informatica) cloud