choper

Uit WikiWoordenboek

Frans

Uitspraak

Werkwoord

choper

  1. (spreektaal) arresteren, pakken
    «Julien s'est fait choper à Carrouf en train de tirer des lames de rasoir.»
    Julien heeft zich in de Carrefour laten pakken toen hij scheermesjes aan het pikken was. [1]
  2. (spreektaal) pikken, jatten
    «On m’a chopé mon larfeuille avec tous mes papiers, j’suis vraiment dans la merde!»
    Ze hebben mijn portefeuille gepikt met al mijn papieren, ik zit nu echt in de stront! [1]
  3. (spreektaal) te pakken krijgen, oplopen
    «Ce pauvre Farid a chopé le dasse.»
    Die arme Farid heeft aids gekregen. [1]
  4. (spreektaal) verleiden, versieren, willen wippen
    «Elle veut choper
    Ze wil wippen. [1]
  5. (spreektaal) scoren, drugs kopen
    «J’vais au centre-ville pour essayer de choper de la beu.»
    Ik ga naar het centrum om te kijken of ik wat wiet kan scoren. [1]

Verwijzingen