cellulose
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- cel·lu·lo·se
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘celstof’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
- afgeleid van het Latijnse cellula (celletje) met het achtervoegsel -ose [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cellulose | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- een polysacharide die door nagenoeg alle planten wordt gemaakt en die de plant stevigheid geeft
- Hout bestaat voornamelijk uit cellulose, lignine en hemicellulose.
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen
1. een polysacharide die door nagenoeg alle planten wordt gemaakt en die de plant stevigheid geeft
Gangbaarheid
- Het woord cellulose staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "cellulose" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "cellulose" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cellulose op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ose in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 95 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %