businesspartner

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • busi·ness·part·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord businesspartner businesspartners
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de businesspartnerm

  1. een persoon waarmee men zakelijk samenwerkt
     Buckens was als businesspartner en sponsorvertegenwoordiger van Willem II een bekend gezicht bij de club.[2]
     4De politie heeft vandaag in Rio de Janeiro wegens de mogelijke illegale verkoop van WK-tickets een topmanager van 'Match Services', een businesspartner van de FIFA, gearresteerd.[3]
  2. organisatie waarmee men zakelijk samenwerkt
     De Chinese telecomgigant Huawei is de nieuwe businesspartner van Ajax. Het bedrijf is niet de nieuwe hoofdsponsor, zoals de geruchten eerder gingen.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. businesspartner op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink Weblink bron “Buckens (59) nieuwe voorzitter RvC van Willem II” (10-01-2017), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron “Topmanager gearresteerd voor illegale verloop WK-tickets” (07-07-2014), Tubantia
  4. Bronlink Weblink bron “Huawei businesspartner van Ajax, geen hoofdsponsor” (22-05-2014), Tubantia