vennoot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ven·noot
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘partner in vennootschap’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1401 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vennoot | vennoten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
vennoot m
- compagnon in een vennootschap
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord vennoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "vennoot" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.