bruiloftsplanner

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

[1] bruiloftsplanner
Uitspraak
Woordafbreking
  • brui·lofts·plan·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bruiloftsplanner bruiloftsplanners
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de bruiloftsplannerm

  1. (beroep)(feest) persoon die beroepsmatig bruiloften organiseert
     Marieke voelt zich door haar klusje als bruiloftsplanner ‘voor altijd verbonden’ met Marlon en Gert-Jan. ,,Ik keek naar ze en dacht: wat een gek idee, deze mensen blijven we voor altijd kennen. Wij staan op hun trouwfoto’s, dat voelt heel verbonden. Volgend jaar op 20 september denk je toch aan het jubileum, en natuurlijk gaan we daar ook wat mee doen.’’[1]
  2. schema van een bruiloft
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 11 mei 2023 Weblink bron “Marieke Elsinga houdt het niet droog op ‘haar’ bruiloft: ‘Het was zó mooi!’” (20 sep. 2019), Tubantia