Naar inhoud springen

bouwkunde

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 12 jun 2019 om 23:47 (→‎top: vervanging sjabloon samenstelling)

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·kun·de
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

bouwkunde [1]

  1. (wetenschap), (techniek) de leer van het bouwen van alles wat voor bewoning of huisvesting van mensen en hun bedrijvigheden bedoeld is
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen