boreling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

boreling van 11 dagen oud
Uitspraak
Woordafbreking
  • bo·re·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boreling borelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

boreling m [2]

  1. een pasgeboren kind
    • Er is een sterke correlatie gevonden tussen het aantal telefoonmasten en het geboortecijfer per gemeente. Iedere extra mast staat volgens de Britse wiskundige Matt Parker in verhouding tot 17,6 baby’s meer dan het landelijke gemiddelde. Dat neemt echter niet weg dat die sterke correlatie tussen telefoonmasten en het aantal borelingen staat als een huis. Hoe zit dat? Er is een derde factor, schrijft Parker in The Guardian. Namelijk de populatie. Telefoonmaatschappijen plaatsen veel masten in gebieden waar veel mensen wonen. En hoe meer mensen, hoe meer geboortes. Maar met straling heeft dat niets van doen.[3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

70 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. boreling op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Steven de Jong 20 december 2010
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be