geboren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·bo·ren
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen geboren
verbogen -

Bijvoeglijk naamwoord

geboren

  1. ter wereld gebracht, gebaard (gezegd over mensen of dieren)
    • Ik ben in Brussel geboren. 
  2. begonnen, ontstaan (overdrachtelijk)
    • Deze oplossing is uit nood geboren. 
  3. door herkomst of natuurlijke aanleg (een bepaalde eigenschap bezitten)
    • Mevrouw De Vries, geboren Jansen. 
     Ik had in tijden niet zo gelachen, hij was extreem geestig en een geboren entertainer.[1]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Verwante begrippen
Spreekwoorden
  • Als je voor een dubbeltje geboren bent, word je nooit een kwartje.
Wanneer je uit een arm gezin komt, zul je nooit rijk worden.
  • Hij is in ~ geboren en getogen.
Hij is in ~ ter wereld gekomen en opgegroeid. (~ staat voor een plaatsnaam)
  • Dichters worden niet gemaakt, maar geboren.
Je wordt dichter door eigen aanleg, niet doordat anderen je het leren.
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be