boeking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boeking boekingen
verkleinwoord boekinkje boekinkjes

Zelfstandig naamwoord

de boekingv

  1. reservering van een reis, kamer, enzovoort
     Doordat Joop de boeking als een voldongen wapenfeit beschreef, viel haar doortastende optreden in het reisbureau onder heuse heroïek.[1]
  2. (sport) officiële waarschuwing
  3. (boekhouding) post, een bedrag, aantal uren of andere administratieve eenheden dat/die geboekt wordt/worden
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be