binnenkant
Uiterlijk
- Geluid: binnenkant (hulp, bestand)
- bin·nen·kant
- samenstelling van binnen en kant
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | binnenkant | binnenkanten |
verkleinwoord | binnenkantje | binnenkantjes |
de binnenkant m
- de zijde die in een bepaalde afgeschermde ruimte gelegen is
- De binnenkant van dit vat is beschermd tegen corrosie met een speciale verflaag.
- De binnenkant van de jas ik van bont terwijl de buitenkant waterafstotend is.
- ▸ De bliksemschicht bevat een enorme hoeveelheid energie waarbij heel veel warmte vrijkomt. De binnenkant van de bliksemstraal kan volgens Weerplaza wel 33.000 graden zijn. Ter vergelijking: de oppervlakte van de zon is ongeveer 5.500 graden. De hitte zorgt ervoor dat de lucht rondom de bliksemschicht uitzet waardoor een schokgolf ontstaat in de lucht. En dat horen wij als de donder.[1]
- het geestelijke leven van een persoon
- ▸ 'Alleen qua uiterlijk was het Jeroen.' De binnenkant deed niet meer mee. De blik in zijn ogen was leeg.[2]
1.
- Het woord binnenkant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "binnenkant" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron “Dit is waarom het vaker onweert als het warmer wordt” (Vrijdag 24 juni 2022), NU.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be