beslisser
Uiterlijk
- be·slis·ser
- naamwoord van handeling van beslissen met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beslisser | beslissers |
verkleinwoord |
de beslisser m
- iemand die beslissingen maakt of daartoe bevoegd is
- De gemeente geeft geen financieel advies want persoonlijke situaties verschillen. Snelle beslissers die in 2017 overstappen hebben wel voordeel. De erfpacht hangt mede af van de gemeentelijke WOZ-waarde van woningen. Voor wie in 2017 overstapt, geldt de WOZ-waarde van 2014 die gemiddeld 10 procent lager ligt dan „conform beleid” is. Wie volgend jaar overstapt, wordt afgerekend op de WOZ-waarde van 2016 die gemiddeld 28 procent hoger ligt dan in 2014. Ook zit het eeuwigdurende erfpacht-percentage nu met 2,4 procent onderaan de bandbreedte (die tot 4,2 procent loopt). Op eeuwigdurende erfpacht krijgen overstappers nu en later een vaste korting van 10 procent, wegens de „bestaande contractrelatie”.[2]
1.
- Het woord beslisser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "beslisser" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Eppo König 6 januari 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be