beroepswielrenner

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·roeps·wiel·ren·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beroepswielrenner beroepswielrenners
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de beroepswielrennerm

  1. (wielrennen) iemand die geld verdient door als wielrenner mee te doen aan wedstrijden
     "In het kader van de talentontwikkeling die Lotto-Jumbo voorstaat, wordt Tolhoek en Eenkhoorn de hand gereikt om zich te ontplooien tot een voorbeeldig beroepswielrenner."[1]
     "Ik was beroepswielrenner in een heel moeilijke tijd", vertelt Kroon, "en ik heb enorm veel respect voor mijn collega's die destijds de verleiding hebben weten te weerstaan om doping te gebruiken. Gelukkig is de sport sindsdien enorm veranderd."[2]
     "Ik besef ook dat dit m'n sterkste jaren zijn en dat het een goede kans is om het eens anders te doen. Het is mijn tiende jaar als beroepswielrenner en je zoekt altijd motivatie in wat je wilt bereiken. Dat heb ik daarin (een ritzege in de Tour en deelname aan de Spelen, red.) wel gevonden."[3]
Synoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 26 februari 2023 Weblink bron “Lotto-Jumbo stuurt Lobato weg, schorst Tolhoek en Eenkhoorn” (Maandag 18 december 2017, 16:54), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 26 februari 2023 Weblink bron “Oud-wielrenner Kroon bevestigt dopinggebruik” (Dinsdag 24 april 2018, 08:26), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 26 februari 2023 Weblink bron “Gesink gaat voor ritzege in Tour en succes op Spelen” (Vrijdag 8 januari 2016, 20:58), NOS