Naar inhoud springen

benen

Uit WikiWoordenboek
  • be·nen

debenenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord been
     ' 'Wat? Wat wilde u precies zien?' Tot mijn schrik liet Quick de fles los, die langs haar benen naar beneden gleed en kapotviel op de vloer.[1]
     ' Lawrie sloeg zijn benen over elkaar.[1]
     Nadat don Alfonso even later in zijn auto was vertrokken, stoof Olive het roestige hek door, rende over het pad naar het dorp en daarna - inmiddels buiten adem en met zere benen - de volgende heuvel op, naar het huis van Isaac en Teresa.[1]
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen benen
  1. van been vervaardigd
    • Bij de opgraving vond men enige benen kammen. 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
benen
beende
gebeend
zwak -d volledig

benen

  1. ergatief met forse pas lopen
    • Hij beende vol ergernis naar buiten. 
    • Als hij zelfverzekerd door de loopgraven beende en zich tot de mannen richtte, kon hij net zo veel enthousiasme als hij wilde in zijn woorden leggen als hij refereerde aan de verpletterende nederlaag van de vijand die met een laatste salvo de genadeslag zou krijgen, maar de mannen gaven hem alleen wat vaag gemopper ten antwoord en stemden voorzichtigheidshalve zwijgend toe door naar hun kistjes te kijken. [2] 
     Met grote stappen beende hij naar de bank en plofte neer.[3]
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]
  1. 1 2 3
    Jessie Burton vert. Marja Borg
    “De muze” (2017), Luitingh-Sijthoff op Wikipedia, ISBN 9789024574704
  2. Lemaitre, Pierre
    Tot ziens daarboven 2014 ISBN 9789401601931 pagina 13
  3. All-inclusive” op Wikipedia (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht op Wikipedia, ISBN 90-229-9182-2
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be