beleefdheid

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·leefd·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beleefdheid beleefdheden
verkleinwoord (beleefdheidje) (beleefdheidjes)

Zelfstandig naamwoord

beleefdheid v

  1. een sociale vaardigheid, die de omgang in de maatschappij vergemakkelijkt
    • De beleefdheid van de Britse passagiers op de Titanic heeft hen het leven gekost. 
     Jeroen en Chantal grinnikten uit beleefdheid mee.[1]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be