beheersing

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·heer·sing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord beheersing beheersingen
verkleinwoord beheersinkje beheersinkjes

Zelfstandig naamwoord

beheersing v

  1. het meester zijn over.
     Het liefst wilde hij de hele boel bij elkaar vloeken, volledig door het lint gaan. Een opleving van uiterste beheersing verhinderde dit echter.[1]
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht, ISBN 90-229-9182-2
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be