bedgenoot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bed·ge·noot
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bed zn en genoot zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedgenoot | bedgenoten |
verkleinwoord | bedgenootje | bedgenootjes |
Zelfstandig naamwoord
- iemand waarmee men het bed deelt
- Moore bestempelt Villechaize, die in 1993 overleed, als een man met een “onnatuurlijke lust voor vrouwen”. Veel van zijn bedgenoten tijdens de opnames van de film waren prostituees. “Toen we in Hong Kong waren, ging hij met een zaklamp langs de clubs en bescheen de vrouwen. ‘Jij gaat mee, jij ook, jij niet’.”[2]
- De raadsman zou het meisje bij toeval hebben leren kennen. Hij zou niet hebben geweten hoe oud zijn bedgenote was. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft nog niet besloten of de man voor ontucht zal worden vervolgd, liet de aanklager dinsdag weten.[3]
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord bedgenoot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "bedgenoot" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf 29 nov. 2016 Kleine Bondschurk sliep met 35 vrouwen op set
- ↑ de Telegraaf 22 okt. 2013 Advocaat gechanteerd na seks met minderjarige
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be