badbroek
Uiterlijk
- bad·broek
- samenstelling van bad en broek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | badbroek | badbroeken |
verkleinwoord | badbroekje | badbroekjes |
- (sport) (kleding) broekje om mee te zwemmen
- De stoere jongens droegen lange zwembroeken.
- Het woord badbroek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.