arbeidstijd
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: arbeidstijd (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ar·beids·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | arbeidstijd | arbeidstijden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de arbeidstijd m
- tijd gedurende welke men werkt
- In de arbeidstijd wordt geen onderscheid gemaakt tussen gewoon werk en overwerk.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord arbeidstijd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.