antipathie
Uiterlijk
- Geluid: antipathie (hulp, bestand)
- an·ti·pa·thie
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afkeer jegens iemand’ voor het eerst aangetroffen in 1604 [1]
- met het voorvoegsel anti- met het achtervoegsel -pathie [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | antipathie | antipathieën |
verkleinwoord | antipathietje | antipathietjes |
de antipathie v
- negatieve gevoelens die men tegen iemand koestert
- Hij had een antipathie tegen de lawaaierige kinderen.
- Het woord antipathie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "antipathie" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "antipathie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ antipathie op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Voorvoegsel anti- in het Nederlands
- Achtervoegsel -pathie in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %