amplitude
Uiterlijk
- am·pli·tu·de
- uit het Latijn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | amplitude | amplitudes |
verkleinwoord | - | - |
de amplitude v
- (natuurkunde) (elektrotechniek) de grootte, of sterkte, van een trilling. Dit kan een mechanische trilling zijn van bijvoorbeeld een snaar van een harp, of de daardoor ontstane geluidsgolf, of van enig ander periodiek verschijnsel
- Het woord amplitude staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "amplitude" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ amplitude op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Antonio Padilla“Fabeachtige getalen en waar ze te vinden” (2023), Ambo/Anthos uitgevers
, ISBN 9789026353512
- ↑ Liu,Cixin“Het drielichamen probleem” (2014), Uitgeverij Prometheus
, ISBN 9789044645798
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Natuurkunde in het Nederlands
- Elektrotechniek in het Nederlands
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 89 %
- Prevalentie Vlaanderen 91 %