afruimen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·rui·men
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en ruimen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afruimen |
ruimde af |
afgeruimd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afruimen
- overgankelijk de resten van een genuttigde maaltijd van de tafel halen
- Ze hadden de tuintafel nog niet helemaal afgeruimd toen de regenbui losbarstte.
- ▸ Het leek alsof de stevige en weelderige serveerster de vraag had begrepen, want ze sloop op haar tenen rond de tafel en ruimde stilletjes de lege bierglazen af.[1]
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord afruimen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "afruimen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044633535
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %