africhten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·rich·ten
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en richten ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
africhten |
richtte af |
afgericht |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
africhten
- overgankelijk door middel van oefening voor iets geschikt maken
- De hond werd afgericht.
- Het is de vrouw vrij aardig gelukt haar wat al te slordige man af te richten. Daar werden ze allebei gelukkiger van.
Vertalingen
1. door middel van oefening voor iets geschikt maken
Gangbaarheid
- Het woord africhten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "africhten" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Nedersaksisch
Werkwoord
africhten
- africhten; door middel van oefening voor iets geschikt maken
Veluws
Werkwoord
africhten
- africhten; door middel van oefening voor iets geschikt maken
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Nedersaksisch
- Werkwoord in het Nedersaksisch
- Woorden in het Veluws
- Werkwoord in het Veluws