afrastering

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·ras·te·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afrastering afrasteringen
verkleinwoord afrasteringetje afrasteringetjes

Zelfstandig naamwoord

de afrasteringv

  1. een open hekwerk dat gebieden van elkaar scheidt
    • Om de wei staat een afrastering van prikkeldraad om te voorkomen dat de paarden weglopen. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be