afhaspelen
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afhaspelen (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·has·pe·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en haspelen ww
Werkwoord
afhaspelen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afhaspelen |
haspelde af |
afgehaspeld |
zwak -d | volledig |
- draad die ergens omheen gedraaid is weer losmaken met een draaiende of rollende beweging
- Er zijn ook allerhande attributen te zien die te pas kwamen aan de teelt van de zijderupsen, het afhaspelen van de cocons, het twijnen (ineendraaien) van de draden, het spinnen van het cocon-afval en uiteindelijk het weven. [2]
- op een snelle slordige manier voltooien
- De landskampioen is de enige Belgische vertegenwoordiger op het kampioenenbal. Vicekampioen en bekerwinnaar Standard sneuvelde in de derde voorronde tegen Ajax en werd daardoor veroordeeld tot de Europa League. Club was als Belgisch landskampioen rechtstreeks geplaatst voor de groepsfase en moest dus geen voorrondes afhaspelen. [3]
Synoniemen
- [1] afwikkelen
- [2] afwikkelen, afhandelen, afronden, afwerken
Gangbaarheid
- Het woord afhaspelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afhaspelen" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Lien Heyting 31 oktober 1996 Valencia; stad voor dames; De poëzie van de stoffen- winkel
- ↑ De Standaard 18/09/2018 door gegy Wie Champions League wil kijken, opgelet: vanaf nu twee aanvangsuren en op twee Vlaamse zenders
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 63 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %