achterbank

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ach·ter·bank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord achterbank achterbanken
verkleinwoord achterbankje achterbankjes

Zelfstandig naamwoord

achterbank v/m

  1. de bank in het achterste deel van een voertuig
    • Ik heb het even op de achterbank gelegd. 
     Ze gierde van het lachen terwijl ik naast een hond op de achterbank kroop.[2]
     Mag ik een blik op de motor werpen? Ik zei geen ja en geen nee, zelf kon ik alleen de achterbank op en afklimmen en wist niet eens wat je moest doen om een blik op de motor te werpen.[3]
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. achterbank op website: Etymologiebank.nl
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044632767
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be