accounting

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·coun·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord accounting -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de accountingv

  1. (bedrijfskunde) onderdeel van een organisatie dat stelselmatig bijhouden en controleren hoe het met het geld van een bedrijf of huishouding gaat
     De Duitse autoriteiten verdenken hem nu van boekhoudfraude die tot tenminste 2015 teruggaat. Ook een voormalig financieel directeur en het hoofd accounting zijn opgepakt.[2]
  2. (boekhouding) vakgebied van het inrichten, bijhouden en controleren van boekhoudingen
     Jan Bouwens is hoogleraar accounting aan de Universiteit van Amsterdam.[3]
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. accounting op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 2 december 2020 Weblink bron
    Jorg Leijten
    “Leningen banken aan Wirecard ‘hoogstwaarschijnlijk kwijt’” (23 juli 2020) op nrc.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 2 december 2020 Weblink bron
    Jan Bouwens
    “Overheid, blijf van topsalarissen af” (4 oktober 2016) op nrc.nl


Engels

Werkwoord

accounting

  1. onvoltooid deelwoord van account

Zelfstandig naamwoord

accounting

  1. gerundium van account
  2. boekhoudkunde