Naar inhoud springen

abuser

Uit WikiWoordenboek
  • afgeleid van abuse met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
abuser abusers

abuser

  1. misbruiker, mishandelaar


  • afgeleid van abus met het achtervoegsel -er
  • a·bu·ser
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
abuser
/abyze/
abusais
/abyzɛ/
abusé
/abyze/
eerste groep volledig

abuser

  1. overgankelijk misleiden
    «Sganarelle — Mon maître est un fourbe, il n’a dessein que de vous abuser, et en a bien abusé d’autres.»[1]
    Sganarelle - Mijn meester is een gladjanus, hij is alleen maar van plan om U te misleiden en hij heeft daarmee anderen al misleid.
  2. overgankelijk misbruiken, op verkeerde, oneigenlijke wijze gebruik maken
    «On a abusé des prophéties de deux manières : premièrement en publiant de fausses prophéties ; secondement, en interprétant les vraies à la légère, c’est-à-dire avec, une idée préconçue.»[2]
    Men heeft profetiën op twee wijzen misbruikt: ten eerste, door valse profetiën in omloop te brengen; ten tweede, door de echte lichtzinnig te interpreteren, d.w.z. met een vooropgezet idee.
  3. ergatief (spreektaal) overdrijven

se abuser

  1. wederkerend misleid zijn, zich vergissen

abuser de

  1. misbruiken, misbruik maken van (iets, iemand)
    «Le commissaire est bon enfant, certes, mais il ne faut pas abuser de sa bonté!»[3]
    De commissaris is gemoedelijk, maar je moet zeker geen misbruik van zijn goedheid maken!
  1. “Dom Juan ou le Festin de pierre”, acte II, scène IV (1665)
  2. anoniem
    “Le Grand Coup, avec sa date probable, c’est-à-dire le grand châtiment du monde et le triomphe universel de l’Église, probablement le 19-20 septembre 1896, par un prêtre du diocèse de Moulins, Vichy” (1894), P. Vexenat.
  3. Bronlink geraadpleegd op 25 oktober 2020 Weblink bron
    Léon Bancal
    Le commissaire est bon enfant, mais ... in: Le Petit Marseillais op Wikipedia (23 maart 1920), p. 1 op retronews.fr.