aanwas
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- aan·was
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanwas | aanwassen |
verkleinwoord | aanwasje | aanwasjes |
Zelfstandig naamwoord
aanwas m
- het groter worden door aanslibbing
- aangroei
Vertalingen
2. aangroei
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanwassen |
aanwas
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwassen
- ... dat ik aanwas.
Gangbaarheid
- Het woord aanwas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "aanwas" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ aanwas op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 91 %
- Prevalentie Vlaanderen 84 %