aanhangig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·han·gig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van de stam van aanhangen met het achtervoegsel -ig.
stellend
onverbogen aanhangig
verbogen aanhangige

Bijvoeglijk naamwoord

aanhangig

  1. in behandeling geven van officiële instanties
    • De zaak werd aanhangig gemaakt bij het Europese hof voor de rechten van de mens. 
Typische woordcombinaties
  • iets aanhangig maken
aankaarten, iets ter sprake brengen
Vertalingen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
73 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be