Turk

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  Turk    (hulp, bestand)
• IPA: /tʏrk/

Woordafbreking

• Turk

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	Turk	Turken
verkleinwoord	Turkje	Turkjes

Zelfstandig naamwoord

de Turk m

1. (demoniem) een inwoner van Turkije, of iemand afkomstig uit Turkije

Verwante begrippen

Demoniemen bij Turkije in het Nederlands
inwoner: Turk • inwoonster: Turkse, Turkin • bijvoeglijk: Turks

Hyponiemen

• nederturks

Afgeleide begrippen

• turkenbak

Vertalingen

    1. Inwoner van Turkije   

Bosnisch: Turčin (bs) m Duits: Türke (de) m Engels: Turk (en) g Estisch: türklane (et) Frans: Turc (fr) m Indonesisch: orang turki (id)

Japans: トルコ人 (ja) (toruko-jin) Kroatisch: Turčin (hr) m Roemeens: turc (ro) m, turci (ro) m mv Servisch: Турчин (sr) m (Turčin) Turks: Türk (tr) Spaans: turco (es) m Zweeds: turk (sv) g

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord Turk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Engels

Zelfstandig naamwoord

Turk

1. (demoniem) Turk