steendrukken/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van steendrukken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | steendrukken | te steendrukken | ||||||
toekomend | zullen steendrukken | te zullen steendrukken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gesteendrukt | te hebben gesteendrukt | ||||||
toekomend | gesteendrukt zullen hebben | gesteendrukt te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
steendrukkend | gesteendrukt | ev. steendruk |
mv. verouderd steendrukt |
steendrukke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | steendruk | steendrukt | steendrukt | steendrukt | steendrukt | steendrukken | steendrukken | steendrukken | |
verleden (o.v.t.) | steendrukte | steendrukte | steendrukte | steendrukte | steendrukte | steendrukten | steendrukten | steendrukten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal steendrukken | zult/zal steendrukken | zult/zal steendrukken | zult steendrukken | zal steendrukken | zullen steendrukken | zullen steendrukken | zullen steendrukken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou steendrukken | zou steendrukken | zou(dt) steendrukken | zoudt steendrukken | zou steendrukken | zouden steendrukken | zouden steendrukken | zouden steendrukken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gesteendrukt | hebt gesteendrukt | hebt/heeft gesteendrukt | hebt gesteendrukt | heeft gesteendrukt | hebben gesteendrukt | hebben gesteendrukt | hebben gesteendrukt | |
verleden (v.v.t.) | had gesteendrukt | had gesteendrukt | had gesteendrukt | hadt gesteendrukt | had gesteendrukt | hadden gesteendrukt | hadden gesteendrukt | hadden gesteendrukt | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gesteendrukt hebben | zal/zult gesteendrukt hebben | zult/zal gesteendrukt hebben | zult gesteendrukt hebben | zal gesteendrukt hebben | zullen gesteendrukt hebben | zullen gesteendrukt hebben | zullen gesteendrukt hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gesteendrukt hebben | zou gesteendrukt hebben | zou/zoudt gesteendrukt hebben | zoudt gesteendrukt hebben | zou gesteendrukt hebben | zouden gesteendrukt hebben | zouden gesteendrukt hebben | zouden gesteendrukt hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gesteendrukt worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gesteendrukt | er is gesteendrukt | |||||||
verleden | er werd gesteendrukt | er was gesteendrukt | |||||||
toekomend | er zal gesteendrukt worden | er zal gesteendrukt zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gesteendrukt worden | er zou gesteendrukt zijn |