ornamenteren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van ornamenteren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ornamenteren | te ornamenteren | ||||||||
toekomend | zullen ornamenteren | te zullen ornamenteren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geornamenteerd | te hebben geornamenteerd | ||||||||
toekomend | geornamenteerd zullen hebben | geornamenteerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ornamenterend | geornamenteerd | ev. ornamenteer |
mv. verouderd ornamenteert |
ornamentere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ornamenteer | ornamenteert | ornamenteert | ornamenteert | ornamenteert | ornamenteren | ornamenteren | ornamenteren | |||
verleden (o.v.t.) | ornamenteerde | ornamenteerde | ornamenteerde | ornamenteerde | ornamenteerde | ornamenteerden | ornamenteerden | ornamenteerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ornamenteren | zult/zal ornamenteren | zult/zal ornamenteren | zult ornamenteren | zal ornamenteren | zullen ornamenteren | zullen ornamenteren | zullen ornamenteren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ornamenteren | zou ornamenteren | zou(dt) ornamenteren | zoudt ornamenteren | zou ornamenteren | zouden ornamenteren | zouden ornamenteren | zouden ornamenteren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geornamenteerd | hebt geornamenteerd | hebt/heeft geornamenteerd | hebt geornamenteerd | heeft geornamenteerd | hebben geornamenteerd | hebben geornamenteerd | hebben geornamenteerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geornamenteerd | had geornamenteerd | had geornamenteerd | hadt geornamenteerd | had geornamenteerd | hadden geornamenteerd | hadden geornamenteerd | hadden geornamenteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geornamenteerd hebben | zal/zult geornamenteerd hebben | zult/zal geornamenteerd hebben | zult geornamenteerd hebben | zal geornamenteerd hebben | zullen geornamenteerd hebben | zullen geornamenteerd hebben | zullen geornamenteerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geornamenteerd hebben | zou geornamenteerd hebben | zou/zoudt geornamenteerd hebben | zoudt geornamenteerd hebben | zou geornamenteerd hebben | zouden geornamenteerd hebben | zouden geornamenteerd hebben | zouden geornamenteerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geornamenteerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geornamenteerd | er is geornamenteerd | |||||||||
verleden | er werd geornamenteerd | er was geornamenteerd | |||||||||
toekomend | er zal geornamenteerd worden | er zal geornamenteerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geornamenteerd worden | er zou geornamenteerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geornamenteerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geornamenteerd worden | geornamenteerd te worden | ||||||||
toekomend | geornamenteerd zullen worden | geornamenteerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geornamenteerd zijn | geornamenteerd te zijn | ||||||||
toekomend | geornamenteerd zullen zijn | geornamenteerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geornamenteerd | wordt geornamenteerd | wordt geornamenteerd | wordt geornamenteerd | wordt geornamenteerd | worden geornamenteerd | worden geornamenteerd | worden geornamenteerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geornamenteerd | werd geornamenteerd | werd geornamenteerd | werdt geornamenteerd | werd geornamenteerd | werden geornamenteerd | werden geornamenteerd | werden geornamenteerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geornamenteerd worden | zult geornamenteerd worden | zult geornamenteerd worden | zult geornamenteerd worden | zal geornamenteerd worden | zullen geornamenteerd worden | zullen geornamenteerd worden | zullen geornamenteerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geornamenteerd worden | zou geornamenteerd worden | zou/zoudt geornamenteerd worden | zoudt geornamenteerd worden | zou geornamenteerd worden | zouden geornamenteerd worden | zouden geornamenteerd worden | zouden geornamenteerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geornamenteerd | bent geornamenteerd | bent/is geornamenteerd | zijt geornamenteerd | is geornamenteerd | zijn geornamenteerd | zijn geornamenteerd | zijn geornamenteerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geornamenteerd | was geornamenteerd | was geornamenteerd | waart geornamenteerd | was geornamenteerd | waren geornamenteerd | waren geornamenteerd | waren geornamenteerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geornamenteerd zijn | zult geornamenteerd zijn | zult geornamenteerd zijn | zult geornamenteerd zijn | zal geornamenteerd zijn | zullen geornamenteerd zijn | zullen geornamenteerd zijn | zullen geornamenteerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geornamenteerd zijn | zou geornamenteerd zijn | zou/zoudt geornamenteerd zijn | zoudt geornamenteerd zijn | zou geornamenteerd zijn | zouden geornamenteerd zijn | zouden geornamenteerd zijn | zouden geornamenteerd zijn |